In het aangezicht van de vijand: een stap vooruit!

| 20 januari 2016 op 5:35

Waar de gebeurtenissen in Keulen voor de politiek aanleiding zijn alle westerse mannen aan te vallen, waar het GeenPeil-referendum door de regering wordt gebruikt om eigen burgers zonder enig bewijs als ‘vijand’ en als handlangers van ‘de Russen’ neer te zetten, en waar goede Nederlanders verboden wordt ten strijde te trekken tegen IS, is het een duidelijke zaak: onze overheid is de vijand. De vijand van normale, fatsoenlijke en bezorgde burgers. De vijand van de toekomst van onze kinderen. Dat wat zich ‘rechts’ noemt, dient te beseffen in wat voor land we leven. De strijd is niet alleen tegen de islam – ze is er ook één tegen het veelkoppige monster van EU, NAVO en VS.

Historisch gezien is het moderne rechtse denken een zaak van terugtrekkende bewegingen. Evenzo geldt dit voor iedere klassieke manier van in het leven staan. De moderniteit kent een agressie waar fatsoenlijke, gezagsgetrouwe burgers niet op zijn berekend. De afgelopen eeuwen bleek elke revolutie een revolutionaire fase te zijn: een voorbereidende stap in de richting van een nog groter offensief. De rationaliteit en de deugden van de Verlichting werden met de Franse Revolutie gepaard met geweld en totalitarisme. Het uitschakelen van adel en kerk in de negentiende eeuw bleek een fase te zijn waarin de belangrijkste pijlers van onze cultuur soms achter de voordeur werden verwezen of soms genoegen moesten nemen met een eigen privaat domein. De maatschappij en daarmee het leven werd in feite uit elkaar getrokken. Wat toen nog niet zichtbaar was, werd de grondslag voor een moderne wereld waarin de overheid ongrijpbaar en almachtig ver boven de burgers uittorent. De kunstmatigheid van het leven was al snel te zien in de burgerlijke levenswijze en in moraliserende dominees. Traditie werd folklore, moraal werd braafheid en het burgerdom een zaak van aangepast gedrag. In het begin leekt dit allemaal nog niet zo ernstig – althans niet in ons land, maar gaandeweg veranderde het beeld.

In de loop van de twintigste eeuw liet de moderniteit steeds meer van haar tanden zien, en steeds wanneer ze haar bek opensperde zagen we tot in haar binnenste een aaneenrijging van stalen tanden. Experimenten van marxisme c.q. communisme, nazisme en fascisme bleken fantastische laboratoria te zijn waarin de liberaliserende en seculariserende wereld haar darwinistische, propagandistische en totalitaire ideeën kon uitproberen. Ogenschijnlijk keerde na de uitbarstingen van geweld de oude wereld terug, maar de onderstroom van onze cultuur bouwde tempels op plaatsen van verschrikking. Auschwitz en Hirosjima werden plaatsen waar het pacifisme werd aanbeden, de geschiedenis werd omgedraaid tot aanklacht tegen traditie, religie, nationalisme en elke vorm van rechts of conservatief denken. Processen als globalisering en democratisering worden ingezet tegen elke vorm van identiteit en zelforganisatie.

kubin

De politiek zonder grenzen eigende zich de middelen toe van media, marketing, wetenschap, psychologie, economie en sociale wetenschappen. De technische mogelijkheden ontstegen niet alleen de menselijke maat en het menselijke bevattingsvermogen, ze doordrongen haar ook tot in haar diepste vezels.

Deze opdringende en oprukkende moderniteit werd ‘geconfronteerd’ met een zich terugtrekkend conservatisme. En met haar terugtrekkende beweging neemt de druk van de moderniteit toe op de overgebleven plaatsen waar men nog gelooft in de traditie, God en de wijsheid van de klassieken.

Ieder serieus rechts initiatief ziet zich tot doel vrijplaatsen te creëren die de druk van de moderniteit kunnen weerstaan. Door middel van websites, lezingen, studiekringen en verenigingen, waar boeken, ideeën en mensen als voorbeeld dienen om zelf staande te blijven en onze tegenstander te kunnen pareren. Er zijn verschillende manieren om de tegenstander te pareren en geen vat op je te laten krijgen. Je kunt je afschermen, qua organisatie of – personalistisch geënt – qua houding. Door een boodschap te hanteren die in al haar vezels is verbonden met een premoderne of antimoderne levenshouding en daardoor moeilijker is af te schrijven of af te schieten als een politieke losse flodder.

Maar één ding is altijd belangrijk: het tegemoet treden van je tegenstander. En daarin het tegemoet treden van de cultuur en van de wereld waarin je leeft. Qua visie, qua handelen, qua doordenken. En dan een doordenken als een terugdenken, een verder denken. Want we moeten onze tegenstanders geen plek gunnen. Geen plek van rust die hij ons ook niet gunt. Geen vrijplaats van denken die hij ons ook niet gunt. En in alles moet onze houding matchen met die van de ander. Dus fatsoen pareren met fatsoen. Argumenten met argumenten. En spot en actie met spot en actie.

Wie het kwade onderkent en zijn vijanden kent, maar ook weet heeft van de werkelijkheid van christendom, natuur en historie hoeft niet verbitterd te raken. Kan het ook niet. Wie breed in het leven staat kan namelijk niet verbitterd raken en vleugellam worden geslagen. Men kan je bespotten, beschimpen of negeren, maar men kan je niet omver halen. Je lot is namelijk niet verbonden met specifieke, tijdelijke zaken.

Wie wel omver zijn te halen, zijn de zogenaamde gefixeerde mensen. Deze mensen vormen een groot probleem, met name voor de conservatieve beweging. In onze tijd is dit menstype namelijk altijd in het nadeel. Onze samenleving creëert een leger van specialisten om als het erop aan komt iedere specialist apart klem te zetten. Mensen die hun studie doen, tijdens hun studie globaal worden opgeleid als manager in wat voor richting dan ook, en na hun studie stort men zich op het werk om daarnaast leuke, ontspannende dingen te doen. We raken hier aan nog iets anders: de specialistische mens is slechts specialist aan de buitenkant. Hij managet als het ware zijn ding, zijn terrein of kennisgebied. Dit heeft meerdere redenen. Ten eerste vergt onze maatschappij specialisten die niet vastzitten aan kennis, maar vooral in staat zijn deze kennis te updaten; ten tweede is de aard van de kennis er één zonder dieptedimensie. De manager raakt de dingen niet echt aan; hij managet ze, beroert ze aan de buitenkant. Of dit nu zijn werk is, zijn relatie, zijn studie of zijn leven; het zijn projecten die hij managet om er in het beste geval een kunstwerk van te maken, zoiets als levenskunst.

Wie zich volgens hen beroept op onwankelbare principes, wordt fundamentalist en pleegt verraad aan het leven. Wie zich vastbijt, verliest de grote lijn. Maar de grote lijn is nooit het overzicht over het geheel; het is de globale indruk van wat mogelijk is en van hoever men mag gaan. Het is de lijn die de grens weergeeft van de speelruimte die onze tegenstanders ons gunnen. Het is de ruimte die wordt bepaald door de agenda van onze tegenstanders. Het is het veld waarop dezen voortdurend barricades opwerpen en obstakels oprichten.

Kubitschek ProvokationHet is een beproefde tactiek: neem het initiatief uit handen van je tegenstanders en je maakt hem moe en murw. Richt een obstakel op en je ziet dat de gefixeerde mens daar altijd omheen loopt, of zich gaat verdedigen. Geef een mens het idee dat hij een voortdurend achterhoedegevecht levert en hij wordt op den duur moe, ontzaglijk verdedigingsmoe. Om uiteindelijk te verzwakken. Iemand die dit goed ziet, is Götz Kubitschek, een bekende Duitse conservatieve actievoerder. In zijn “Fünf Gründe” voor een Konservativ Subsersive Aktion doet Kubitschek enkele voor ons relevante uitspraken. Ik citeer:

“De jarenlange verdediging heeft de Neue Rechte murw gemaakt. Wat de scène nodig heeft, zijn aanvalsgeest en onverstoorbaarheid. Beide straalt men alleen uit, wanneer men in het aangezicht van de tegenstander een stap naar voren doet. De aanval houdt duidingsmacht in, al is het maar voor de duur van de actie. Het is elektriserend om als lid van een tegen de muur gedrongen politieke richting ten minste voor een paar uur of voor een hele dag de situatie meester te zijn. Dat geeft het politieke leven een heftige, eruptieve zin.”

Bij het zien van de tegenstander moeten we volgens Kubitschek dus een stap naar voren zetten. Deze stap naar voren is niet de stap van de gefixeerde mens. Van de mens met het enkelvoudige, eenvoudige belang in handen dat bij een kleine stap uit handen wordt geslagen. Kubitschek zegt hierover:

“De conservatieve, rechtse persoonlijkheid, die authentiek en niet anoniem actief is en de moed voor een actie opbrengt, werft op een door publiceren niet te bereiken wijze voor de eigen zaak: Het zijn heel specifieke karakters, die zich door het openlijk voor een zaak staan, door authenticiteit en de daarmee verbonden tegendraadsheid laten winnen: “Onze hoop rust in die jonge mensen, die aan temperatuurverhoging leiden”, zei Ernst Jünger, en dat geldt nog altijd.”

De stap naar voren vraagt een aanvalsgeest, een onverschrokkenheid. Het vergt karakter om openlijk voor een zaak te staan. En dat is niet makkelijk. Kubitschek:

“De Neue Rechte moet conservatieve, rechtse actievormen ontwikkelen, en dat is niet eenvoudig, omdat er nauwelijks voorlopers zijn, nauwelijks geslaagde voorbeelden. De expressieve kracht en uitstraling zal van de sterkte en het uitdrukkingsvermogen van de deelnemers afhangen, van hun authenticiteit, hun voorbeeld, hun persoonlijkheid.”

Wat nodig is, is karakter en kennis. De man die in het aangezicht van zijn vijand een stap naar voren doet, moet eerst talloze malen de schrede naar voren hebben gezet in zijn eigen leven en in zijn eigen denken. Moet zich hebben bezondigd aan nieuwe vormen van ‘vooruitdenken’. Moet zich hebben bezondigd aan ‘het wiel opnieuw uitvinden’ en erachter komen dat het niet werkt. Zulke denkoefeningen hebben we gepraktiseerd op de studiekring toen het ging over fenomenen als ‘staat’, ‘democratie’ en ‘de noodzaak van ideologie’.

Nisbet ConservatismEn we zitten nog middenin het proces waarin we erachter komen dat we door steeds een stap achteruit te hebben gezet, het slagveld hebben verloren. De sterke posities hebben we uit handen gegeven, de verbindingen tussen de linies hebben we laten doorbreken. We hebben ons laten fixeren tot gezagsgetrouwe, gelovige burgers die het systeem trouw blijven, wat het systeem ook met ons mocht doen. We komen er steeds meer achter dat het conservatisme in feite een armoedige zaak is. In het boek van Nisbet kwamen we al diens constatering tegen dat het negentiende-eeuwse conservatisme nog kon bogen op instituties als kerk, universiteit en – in veel gevallen – de staat. Deze instituties zijn niet meer. Slechts schaduwen die zich tegen ons hebben gekeerd, bepalen het publieke discours. Universiteiten zonder ‘universitas’, staten zonder ‘res publica’, lichamelijke integriteit zonder ziel. Lang hebben we daarom op de studiekring de idee van de staat uitgemolken om – voor de één sterker dan voor de ander – tot de conclusie te komen dat het staatsbegrip principieel problematisch is. Wat voor de staat geldt, geldt voor alle moderne instituties. Deze gaan niet meer uit van een harmonische samenhang, van een orde die is gebaseerd op een organische werkelijkheidsvisie op historie, maatschappij, mens en cultuur. Moderne instituties zijn, net als de (moderne) staat dat is, ‘links’. En wij zijn dat niet. Dat is een groot probleem.

We worden ons bewust van onze kwetsbaarheid, van onze armoede en van de onmogelijkheden om van binnenuit er doorheen te breken. Een mens – een enkele mens – kan een sterke indruk achterlaten. Kan mensen vormen, leiden, begeleiden, uitdagen. Zoals Kubitschek zegt:

“Steeds dan, wanneer iemand vastberaden iets doet, verzekert hij zich van zichzelf en begrijpt dat het al veel is om een spoort achter te laten, dat wil zeggen: het eigen leven te leiden, dat wil zeggen: niet geleefd te worden. De politieke kunst, de provocatie laat de acteur zijn ik bemerken en zorgt voor een samenballing van kracht. Dat is in het bijzonder dan een bedwelmende en tegelijk heilzame toestand, wanneer men voor het overige politiek slechts kan reageren of berusten.”

De boodschap van Götz Kubitschek is simpel en eenvoudig: wij zijn in staat ergens iets tegenover te stellen. We zijn in staat om als enkeling kracht uit te stralen: actie en stijl beide. We zijn onderdeel van de Traditie, de Religie en de Cultuur, maar we laten ons niet door de vermolmde representanten daarvan meevoeren.

Hoe moeten we een begin maken met iets ertegen over te plaatsen? Door in te haken bij mondiale, ongrijpbare, extrapolitieke instituties. Zo creëer je een superlegaliteit die tegenstanders dwingt je te negeren (of hoogstens te bespotten). Zet in bij de wereldkerk, de Grote Denkers, de strakke logica, de nietsontziende eerlijkheid, het immer volgehouden fatsoen of juist de onverschrokken daad. Deze superlegaliteit geeft ons tijdelijke luwte om iets anders te doen: het opzetten, opbouwen en uitbouwen van netwerken van kleine groepen en personen. Dus enerzijds zoeken we de superlegale grijpbaarheid, en anderzijds creëren we een ongrijpbaarheid op microniveau.

Om te overleven. En we moeten overleven. Nog steeds voeren conservatieven, rechtse christenen en andere mensen van goede wil voortdurend achterhoedegevechten. Nog steeds koestert men misplaatste loyaliteiten. We zijn genoodzaakt offensieve strategieën te ontwikkelen.

Om te overleven en een begin te maken met het herstel zullen we ons moeten onttrekken aan de agressieve moderniteit die ons alleen maar op slechte ideeën brengt. Ze put ons uit door onze hoop te vestigen op pamfletten, activisme en politisering. Ze daagt ons voortdurend uit om ons bloot te geven en ons via Internet ongeschikt te maken voor elke gang door de instituties. Rechts heeft een schreeuwend gebrek aan luwte. Hoe komen we aan deze luwte die ons denken weer op orde kan brengen?

De conservatieve filosoof Claes G. Ryn wees in een themanummer over het conservatisme van Modern Age op de noodzaak van theorievorming en verbeeldingskracht. Rechts moet, volgens Ryn, haar huiver voor theorievorming overboord gooien. En we moeten nadenken hoe het komt dat de culturele inbreng van rechts in onze tijd nihil is. Waarom reageren we alleen nog – zijn we reactionair geworden – maar zijn we niet in staat om mensen te veranderen en ze ongeschikt te maken voor de revolutie?

Want dat is mijn persoonlijke ervaring: vaak is het niet nodig om goede mensen vol te stoppen met de juiste ideologische bagage. Het is vaak genoeg om ze ongeschikt te maken voor de revolutie. Goede boeken, goede ideeën, de juiste vragen en mensen om hen heen doorbreken de banden van de revolutie. Maar om – ook zo – mensen te bekeren, is het nodig om beslag te leggen op deze mensen.

Rechts ‘bekeert’ geen mensen omdat ze het vermogen mist beslag te leggen op mensen. En om beslag te kunnen leggen op de moderne mens voeg ik nog een derde element bij de twee die professor Ryn reeds noemde, namelijk “gemeenschapsvorming”. Het intellectuele, het artistieke en het sociaal-emotionele leggen alle beslag op de mens. Maar het gaat om het integrale geheel waarbij de “gemeenschap” zowel onderdeel is als kader van het geheel. De glasheldere theorie, het vertrouwenwekkende van de gemeenschap en het intrigerende van de roman, leggen beslag, laten een indruk achter, smeden banden voor het leven.

Die gemeenschapsvorm is cruciaal. Want hoe doe je anders aan theorievorming als je geen academie hebt? Hoe doorbreek je een sfeer van provincialisme en activisme waarbij iedereen z’n eigen straatje veegt, maar waarbij geen enkel straatje nog naar Rome voert? En er dus geen culturele en ideologische synthese meer mogelijk schijnt? Dat kan door een structuur op te zetten van virtuele koffiehuizen en virtuele discoursen die uitgroeien tot een netwerk van kleinschalige initiatieven. Want zowel het kunstwerk als de theorie hebben eenzelfde geboortegrond: een sterke cultuur van intellectuele vriendschap. Daar ontstaan de ideeën die in de vorm van romans en van theorieën vorm kunnen krijgen. Met als tussenstap een essayistisch klimaat.

Rechts moet zich onderscheiden door een oefening die zowel het gewone leven omsluit als de kunsten. Om de aanklachten van de moderniteit in ons geweten het zwijgen op te leggen – tegen Traditie, Cultuur en Religie – zullen we eindelijk eens schoon schip moeten maken met de ballast van ons verleden. En alleen een culturele en ideologische synthese verhindert een koelbloedige afrekening met dat verleden. Een cultuur van dankbaarheid en van echte emoties zal het tegen de cultuur van ressentiment moeten opnemen. En alleen door de politiek naar het tweede plan verwijzen, zullen we de luwte vormgeven wie we nodig hebben om rechts weer op orde te krijgen.

In het aangezicht van de vijand moeten we een stap vooruit zetten. Alleen zo kunnen we de politiek minachten terwijl we over politiek schrijven. Kunnen we de democratie bekritiseren terwijl we politiek actief zijn. Kunnen we onderbouwde kritiek leveren op de houding van onze cultuur tegenover de moderniteit en toch diezelfde cultuur verdedigen.

Wie de stap naar voren zet, eigent zich de dingen toe. Voor wie deze stap naar voren doet, komt alles binnen handbereik te liggen. Er zijn vele voorbeelden van mannen die dit doen of hebben gedaan. En daarom nog eenmaal Kubitschek: “Im Anblick des Gegners: einen Schritt nach vorne!”

Overgenomen van: novini