Column: geopolitiek in de kleuterklas

| 02 maart 2016 op 12:12

Door Tom Zwitser
Vandaag was het ‘complimentendag’ op een bepaalde school in Nederland. Kinderen moesten elkaar verplicht allerlei complimenten geven. ‘Want’, zo is de redenatie, ‘alleen zo raken ze ervan bewust dat iedereen zijn kwaliteiten heeft.’ Dit is een populaire pedagogische truc waarmee kinderen op scholen worden aangepast aan de nieuwste maatschappelijke normen. Want er zijn veel meer vergelijkbare pedagogische methodes (met hippe namen) die kinderen verplichten om elkaar complimenten te geven, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ‘Kanjer-training’.

Het is tegelijk een heel fundamentele manier om kinderen klaar te stomen tot de mensen die u en ik geacht worden te zijn: geen burgers maar jaknikkers die alles en iedereen in hun omgeving maar voortdurend het voordeel van de twijfel geven.

Het doel is dit: kinderen worden er op jonge leeftijd van bewust gemaakt dat iedereen goede en slechte kwaliteiten heeft. En ja, we zijn geneigd om dat te beamen. Wie zou hier iets op tegen kunnen hebben? Toch is het minder onschuldig dan op het eerste gezicht lijkt. Want is dat de manier waarop we op voorhand naar ieder ander mens moeten kijken: als een optelsom van goede en slechte kwaliteiten/eigenschappen? Volgens de pedagogische mode worden kinderen ook nog eens geïnstrueerd om altijd meer goede dan slechte eigenschappen in een ander te zien. Heel letterlijk: een les sociaal-emotionele ontwikkeling geeft de opdracht om van het kind tegenover je drie goede en twee slechte eigenschappen te noemen.

Om te zien wat hier op het spel staat zal ik tegenover dit kritiekloos ingeprente Manicheïsme iets anders plaatsen: vroeger leerden kinderen al op jongen leeftijd dat de meeste anderen van goede wil zijn, maar dat er overal en altijd een paar rotte appels tussen zitten. Rot, vals of onbetrouwbaar, you name it. Ook in je klas. De kinderen van goede wil die kende je: je negeerde hun slechte eigenschappen, maar nam ze gewoon zoals ze waren. De valse kinderen of rotte appels is een ander verhaal met veel mogelijke oorzaken, zoals bijvoorbeeld ouders die ook niet te vertrouwen zijn en wiens valsheid overslaat op hun kinderen. Maar de huidige pedagogiek kweekt een algemene valsheid bij kinderen aan, door al op jonge leeftijd het fundamentele en eenvoudige inzicht verdacht te maken dat de ene klasgenoot deugt en de andere niet. Zo mag je als kind niet meer naar andere mensen kijken. Volgens de huidige theorie beschikt iedereen immers te allen tijde over meer goede dan slechte kwaliteiten en de blik van het kind naar zijn klasgenoten moet a priori positief en verwachtingsvol zijn en ook negatieve ervaringen met deze of gene mag die a priori goedheid in onze perceptie niet wegnemen.

Wij volwassenen kennen allemaal wel medemensen die niet deugen. Het is moeilijk voor te stellen dat deze valse figuren als kind engeltjes waren. Dit onderscheid tussen wel of niet deugen treedt overal op waar we met mensen te maken hebben. Maar wie heeft nog het inzicht meegekregen om snel door te hebben wie er wel en niet deugt? Wie je wel en niet kunt vertrouwen? Kinderen krijgen daar ook mee te maken. Sommige leerkrachten deugen namelijk ook niet en daar moet een kind zich maar mee zien te redden. Dat doet het niet door in gedachten steeds een lijst met goede kwaliteiten van de betreffende juf op te stellen, maar juist door voor haar op zijn hoede te zijn. Het heeft namelijk alles met vertrouwen te maken. Voor onbetrouwbare mensen, voor rotte appels, voor valse personen moeten we op onze hoede zijn. Onbetrouwbaar. Punt. We leven nu eenmaal in een wereld waarin je de een wel kunt vertrouwen en de ander niet. En dat is ook altijd zo geweest. Een kind moet leren onderscheid maken tussen wie het wel en niet kan vertrouwen.

Er heerst nu echter een pedagogisch klimaat waarin dit onderscheidingsvermogen al bij voorbaat onmogelijk wordt gemaakt bij jonge kinderen, om niet te zeggen: het wordt zelf gedemoniseerd. En als we goed opletten in de media dan zien we dat deze vorm van demonisering niet is beperkt tot kleuters: veel meer basale menselijke instincten en onderscheidingsvermogens worden gedemoniseerd. Steeds is de boodschap: u ziet iets, maar u ziet het niet. We worden aangeleerd om tegen onze eigen waarneming in te gaan. We noemen een paar voorbeelden:

U ziet wel dat we bedonderd worden, onze vrijheden steeds verder worden ingeperkt en onze soevereiniteit verdwijnt als sneeuw voor de zon, maar u ziet het niet.
U ziet wel dat Amerika’s buitenlandbeleid desastreus is voor Europa maar u ziet het niet.
U ziet wel dat Europa een vazalstaat is van de VS, maar u ziet het niet.
U ziet wel dat Europa vol staat met Amerikaanse bases, maar u ziet het niet.
U ziet wel dat het Europese belang voortdurend ondergeschikt is, maar u ziet het niet.
U ziet wel dat de MH17-doofpot stinkt maar u ziet het niet.
U ziet wel dat u er niet meer toe doet, maar u ziet het niet. Sterker nog: u moet dat toejuichen als goede eigenschap van ons systeem.

Alleen het systeem mag dus demoniseren, en wij moeten dat in alles volgen, tot en met de demonisering van onszelf aan toe. We leren uiteindelijk onszelf wantrouwen. Het vroegere onderscheid in onbetrouwbare en betrouwbare medemensen is ingeruild voor het fundamentele wantrouwen naar iedereen. En dat is gunstig voor het systeem, want dat kan alleen floreren wanneer er een laag vertrouwen is onder burgers onderling, waardoor we alsnog het systeem meer vertrouwen dan de anderen, en ook meer dan onszelf.

Burgerschap begint al voor de kleuterschool. De ontwikkeling van de persoonlijkheid van onze kinderen wordt tegengegaan door bovenstaande Manicheïstische pedagogiek dat het er al jong in ramt: wij zijn slecht en het systeem is goed. Kom ertegen in opstand en breng onze kinderen een gezond inzicht bij in medemensen. Want uiteindelijk weten u en ik: een van de belangrijkste goede kwaliteiten in het leven is het inzicht wie je kunt vertrouwen en wie niet. Velen komen daar te laat achter.